Raku

Rakuteken3Historische schets
RAKU is een van oorsprong Chinees-Koreaanse techniek van pottenbakken, die in Japan tot grote bloei is gekomen in het laatste kwart van de 16-e eeuw. Het ontstaan ervan is nauw verbonden met de religieuze beleving van de theeceremonie van het Zen-Boeddhisme, waarbinnen de mens probeert invloed te hebben op en inhoud te geven aan de processen van leven en dood.
Volgens de Zen-gedachte is het hoogste schoonheidsgevoel te beleven in eenvoudige niet-perfecte voorwerpen, die de schoonheid van het dagelijks leven symboliseren. De theemeester Sen-no-Rikyu en zijn beschermheer, de strateeg, krijgsheer en politicus Hideyoshi waren samen verantwoordelijk voor de aanstelling van een speciale pottenbakker voor de vervaardiging van theekommen voor de theeceremonie. Chojiro, de zoon van Ameya, een pottenbakker in Kyoto, kreeg in 1525 als eerste de meesterstitel en erenaam RAKU, die als familienaam op de opvolgers overging. De naam is afkomstig van een karakter dat gegraveerd was in een gouden zegelring die Chojiro in 1498 al ontvangen had van de Taiko van de stad.

Het karakter RAKU (in de Chinese betekenis) staat voor: "vrede", "gemak'', "genot", "plezier", "vreugde", "geluk". Een tweede betekenis (in het chinees GAKU, in het Japans tanoshi) wordt vertaald als "muziek". In deze betekenis kan het karakter worden gezien als een trommeltje op een driepoot.

Het woord RAKU is afkomstig van de naam Jurakudai, een paleis van Hideyoshi. De term werd daarna gereserveerd voor keramiek die gebruikt werd in het Jurakudai paleis. De familie die de keramiek produceerde nam de naam RAKU aan.

De theeceremonie werd in Japan ingevoerd in een periode van binnenlandse onlusten en burgeroorlog, wellicht om de mensen tot bezinning te brengen. De ceremonie zelf was ingewikkeld, hoewel ze naar buiten de schijn van eenvoud en simpelheid moest afstralen.

Chawan-1-Thumb

De CHAWAN, theekom, is eenvoudig van vorm, lijkt soms zelfs primitief, maar is daardoor ook vaak geraffineerd. De kommen zijn niet symmetrisch, soms gedraaid, maar vaak handgevormd. Er werd en wordt grote waarde aan toegekend, vandaar dat ze worden opgeborgen in edelhouten kistjes.  In het begin werden Raku-kommen voornamelijk rood of zwart geglazuurd. In de loop der tijd is er door diverse generaties met glazuur geëxperimenteerd.


Het schoonmaken van de kommen, het roeren van de thee door het water, de temperatuur van het water, alles is strikt ritueel voorgeschreven. De ceremonie zelf bestaat uit het wassen van de kommen, het bereiden en het drinken van de thee.

De chawan wordt gevuld met water, gewassen en geleegd in een gelakte urn. Geneeskrachtige thee, geprezen om zijn "appelgroene porseleinkleur" wordt bewaard in potten van jade of ivoor. De thee in poedervorm wordt in de chawan gedaan en het water, "suizend als de wind in de pijnboom", wordt er over uitgegoten. De thee wordt dan door het water geroerd met een kleine garde van gespleten bamboe. Daarna wordt de thee in drie-en-een-halve teug gedronken met de daarbij behorende geluiden en onder het uitroepen van uitingen van waardering en bewondering.Chawan-2-Thumb

De chawans, behorend bij de theeceremonie worden vaak door de gastheer zelf vervaardigd en gestookt vlak voor de ceremonie en soms tevoren door de gasten zelf gedecoreerd met enkele vegen ijzeroxide in de nog ongebrande glazuur. De voorwerpen worden per stuk in een kleine oven gebakken. Doordat de pottenbakker het voorwerp uitsluitend met de hand opbouwt, kan hij zijn gevoelens direct tot uitdrukking brengen. De klei die hij gebruikt is door zijn overgrootvader gedolbven en onder specifieke condities bewaard. Het gebruik maken van dezelfde techniek betekent niet zomaar het reproduceren van de traditionele vorm. In het Westen worden de chawans ook op de draaischijf gewerkt.
Het is een misverstand en een interpretatiefout van Bernard Leach als hij in zijn boek beschrijft dat het stoken en vervaardigen van de chawans een onderdeel van de ceremonie is.

In Japan hebben meerdere families zich bezig gehouden met het produceren van RAKU. De bekendste familielijn is de lijn die loopt van Ameya en zijn vrouw Teirin. Hun zoon Chojiro kreeg officieel als eerste de titel RAKU in 1525. Het is een lijn die zonder onderbreking is voortgegaan en tot op dit moment wordt voortgezet door KICHIZAEMON XV RAKU in Kyoto.

Een andere familie, die grote bekendheid verwierf in de Raku-traditie is de KENZAN-familie. Ogäta Kenzan (1663-1723) werd de KENZAN I. Zijn familie had nauwe betrekkingen met de RAKU III en IV. De laatste KENZAN van de Tokio-tak was Ogäta Kenzan VI (1853-1923), de leermeester van Bernard Leach. Van hem erfde Bernard Leach de kleuren en recepten en de titel KENZAN VII, die hij deelde met zijn vriend Tomimoto.
Toen Bernard Leach terugkeerde naar St. Ives in Cornwall, introduceerde hij als eerste Europeaan deze bijzondere techniek in Europa en propageerde deze vooral in de periode 1920-1952 in zijn atelier en tijdens excursies. Hij publiceerde de gegevens en techniek van zijn leermeester in zijn in 1940 verschenen A Potter's Book.

De oven
De Japanse oven is vaak verplaatsbaar en wordt meestal gestookt met houtskool. Meer definitieve gebouwde ovens worden gestookt met hout. Vaak wordt ter bescherming van het product en in verband met een gelijkmatige verwarming en de beheersing gebruik gemaakt van kapsels en/of moffels, die tijdens een continue-stookproces van boven kunnen worden geopend door het wegnemen van een deksel.

De kleisamenstelling
De kleimassa's die worden gebruikt voor de vervaardiging van de RAKU-keramiek moeten bestand zijn tegen abrupte en heftige temperatuurwisselingen. De kleimassa kan men het beste bereiden van een vuurvaste klei die in hoge percentages wordt vermengd met fijne en grove chamotte. Toevoeging van kwarts, zand en vooral grove chamotte vermindert de krimp en geeft aan de klei massa grotere poriën, waardoor het vrije water gemakkelijker kan ontwijken. Door de openheid van de kleiwand is deze dan ook nog eens beter bestand tegen de thermische schok van snelle verhitting en afkoeling. Ook kunnen aan de klei brandbare materialen worden toegevoegd, die na verbranding de porositeit van de klei vergroten, bijvoorbeeld: koffieprut, houtvezels, rijstkorrels e.d. Al naar gelang de samenstelling van de oorspronkelijke klei kunnen er toevoegingen aan de klei gedaan worden in percentages die kunnen variëren van 10 tot soms wel 50 procent.
Andere en modernere middelen die aan de klei kunnen worden toegevoegd, om de grote spanningen op te vangen zijn: petalite, spodumeen en talk. De beide eerste zijn lithiumhoudende veldspaten. Een toevoeging waarmee ik prima resultaten heb, is vermiculite, een micaproduct, dat ook als isolatiemateriaal door ovenbouwers en bij open-haardconstructies wordt toegepast. Een nadeel is het verlies aan plasticiteit van de klei, een voordeel is de gespikkelde scherf die goede effecten heeft op het glazuur.
Als er een biscuitbrand vooraf plaatsvindt, dan moet die vrij laag gehouden worden, om de scherf zo open mogelijk te doen zijn voor het aanbrengen van de glazuur.

craqueledetail

RAKU in Amerika
Sinds de terugkeer van Warren Gilbertson in 1941 werden ook Amerikaanse pottenbakkers in contact gebracht met RAKU door een expositie van Gilbertson in Chicago. Hij had gedurende meerdere jaren bij verschillende Japanse pottenbakkers gewerkt en was in de ban gekomen van de Raku-techniek door zijn contacten met waarschijnlijk de RAKU-san zelf. Maar op het moment dat de nieuwe techniek een beetje furore begon te maken in Amerika, kwam Gilbertson in 1954 om het leven bij een auto-ongeluk.

De man die in Amerika de grote stoot in de ontwikkeling heeft gegeven is Paul Soldner, die door het lezen van Bernard Leachs boek in aanraking kwam met RAKU. Er is echter een enorm verschil in belevingswereld te bespeuren in de Japans/Britse manier van Raku en "the American way of RAKU".

Oorspronkelijk was de achterliggende Amerikaanse gedachte van Paul Soldner (in zijn eigen woorden):"a kind of a game", een intelligent, en een wezenlijk lichtgewichte vorm van keramiekbeoefening en niets meer. Op deze manier is een totaal eigen interpretatie van RAKU ontstaan die als belangrijkste gevolg heeft dat er daardoor een geweldige terreinverbreding is opgetreden, die het mogelijk heeft gemaakt dat een groeiende groep amateurs en professionelen zich met deze bijzondere techniek is gaan bezighouden. Dat heeft zich ontwikkeld tot een erg populaire manier van directe confrontatie met keramische processen, die volgbaar zijn van begin tot eind in een korte tijd. Het leidt echter ook vaak tot het werken naar "blitseffecten", maar ontegenzeglijk ook tot artistieke prestaties. Het grote voordeel van de werkwijze is de directe betrokkenheid van de deelnemers.

Voor de Raku-techniek heeft men ook speciale ovens ontworpen.
Allereerst zijn er de ovens die gebouwd worden rondom een moffel. Zij doen denken aan de Japanse moffeloven. De ruimte tussen de moffel en de gestapelde stenen kan dan gevuld worden met een brandstof in vaste vorm, meestal cokes of houtskool. Door de stenen meer of minder sluitend tegen elkaar aan te stapelen kan men via experimentele weg er achter komen, wanneer de oven zijn grootste rendement heeft.

Een andere methode is: De oven wordt in zijn geheel in enkele stroppen gehangen, zodat hij op het daartoe geschikte moment in zijn geheel van de grondplaat opgelicht kan worden. De bereikbaarheid van de gloeiende keramiek is optimaal en zowel het laden als het lossen kan snel gebeuren, wat voor de temperatuurbeheersing natuurlijk erg belangrijk is.

Een weer andere methode is de lorrie-oven. De lorrie kan in en uit de oven gereden worden, maar heeft als nadeel en groter temperatuurverlies en een grotere kwetsbaarheid. Indien de ovens gasgestookt zijn dan bieden ze het voordeel van een compactere constructie doordat ze niet hoeven te worden voorzien van een stookplaats.

De meest moderne manier van ovenisolatie vinden we ook terug bij de raku-ovens. Namelijk het gebruik van aluminiumsilicaatfibers, een produkt dat door de Carborundum-company werd ontwikkeld om te dienen als hitteschild voor in de dampkring terugkerende ruimtecapsules. Het materiaal wordt in de handel gebracht in de vorm van blokken en dekens die op elk formaat geknipt en gesneden kunnen worden. Meestal wordt het materiaal aangebracht aan de binnenzijde van oude oliedrums. Het materiaal is erg licht van gewicht en heeft een enorm isolerend vermogen. Er is wel altijd een steunconstructie nodig.
N.B. Bescherm uw inademing door een stoffilter te gebruiken.


Het stook- en afkoelproces
Het hele proces verloopt in grote lijnen als volgt: De chawans worden met de speciale grove klei met de hand gevormd. De chawans moeten prettig in de hand liggen. De voorwerpen moeten er uit zien alsof ze snel zijn gemaakt en ze mogen daarom best wat "rommelig" zijn. Wel is het van belang dat de wanddikte gelijkmatig is in verband met de temperatuurschok. Ze hebben geen oren en dergelijke toevoegingen. (In ons Westeuropese concept is het ook mogelijk andere voorwerpen te maken dan chawans). Na droging worden ze voorgebakken op ongeveer 900° C. (Met zeer speciale grove klei kan het voorbakken worden overgeslagen).
De oven wordt tot ongeveer 900-1000° C. opgestookt. Op het kommetje wordt eventueel op de scherf nog een decoratie aangebracht met oxides en/of engobes. Het kommetje wordt dan ondersteboven vastgepakt en door de glazuur gedraaid met een snelle beweging of overgoten, zodat het kommetje van binnen geheel en van buiten gedeeltelijk is geglazuurd. Deze glazuur is vrij dik aangemaakt en is van een speciale samenstelling, zodat er een vrij lage gladbrand kan plaatsvinden tussen 900 en 1000 ° C.
Ook kan er over de nog ongebakken glazuurlaag met enkele snelle penseelvegen een oxide-decoratie worden aangebracht.

Uit_de_oven-250

Met een speciale lange raku-tang worden nu de kommetjes in de vuurgloed en/of in de vlammen geplaatst. Doordat de oven open is geweest is de temperatuur aardig gedaald, maar die is binnen enkele minuten wel weer op het oorspronkelijke niveau.
We moeten na een tiental minuten weer eens een kijkje in de oven nemen. Als de kommetjes staan te glanzen, dan is dat een teken dat de glazuur is uitgesmolten en kunnen de kommetjes met de lange tang weer uit de oven worden gehaald. De tang veroorzaakt vaak in de glazuur enkele beschadigingen, de zgn. -moeten-, die een herkenningsteken voor de chawan zijn. Als nu het roodgloeiende kommetje uit de oven is gepakt, dan kunnen we er verschillende experimenten mee uithalen in de afkoelingsfase.

Allereerst kunnen we het voorwerp aan de lucht laten afkoelen door het op een steen weg te zetten. Dit afkoelen gaat gepaard met een heftig getinkel, dat veroorzaakt wordt door het ontstaan van haarscheuren in het glazuur. Hierdoor ontstaat het zogenaamde craquelé. Het craquelé in witte glazuren kan zichtbaar worden gemaakt door het kommetje in sterke thee te zetten of door er Oostindische inkt over te wrijven. In plaats van het kommetje op een steen te zetten, kan men het ook bijvoorbeeld in het gras leggen, waardoor afdrukken van de grassprieten en dergelijke zich aftekenen in het glazuur door de lokale reductie.

Ten tweede kunnen we het kommetje rechtstreeks in een klaarstaande emmer met water laten zakken, waarbij natuurlijk een heftige reactie (thermische schok) plaats vindt. Doordat de ene kant van het kommetje eerder met het water in aanraking komt dan de andere kant, ontstaan er vaak zeer toevallige en verrassende kleurverschillen in het glazuur.
In_de_ton-250
Een derde en speciale variant van afkoelen is de reductieve manier. Reductie is het onttrekken van zuurstof aan die stoffen in het glazuur die hun zuurstof eerder en gemakkelijker afstaan aan hun omgeving dan andere stoffen. Een van die stoffen is bijvoorbeeld koperoxyde (CuO). Koperoxyde geeft een groene kleur aan het glazuur in een oxiderend stookproces. Maar in een reductief milieu ontstaan er weer de niet-zuurstofgebonden koperkleuren, die kunnen variëren van goudkleurig tot rood (sang-de-boeuf).
De reductie kan totaal zijn, maar ook plaatselijk, waar de reductie heviger is geweest, bijvoorbeeld op de randen of op de bodem.

Een reductief milieu maken we kunstmatig in een grote metalen bus met afsluitbare deksel (of in een "oud" vuilnisvat). Die is gedeeltelijk gevuld met houtspaanders (nog beter is fijn zaagsel, daar zit minder zuurstof in). Daaraan voegen we materialen toe die veel rook ontwikkelen bij niet-volledige verbranding, bijvoorbeeld naftalineballen (mottenballen), olie, dakleer, bitumen (van de stratenbouw), teer, etc. etc. Ook jong hout en vochtig hooi kunnen dienst doen. Bovendien zorgt het vochtige milieu dan voor het diep indringen van de reductieve effecten. Direct nadat de kommetjes in de zaagsel zijn gelegd, wordt de ton afgesloten.

De hitte van de roodgloeiende kommetjes veroorzaakt het smeulen van alle brandbare materialen in de ton, wat gepaard gaat met een enorme rookontwikkeling (dus uit de wind gaan staan).
Door een onvolledige verbranding ontstaat er in de ton koolmonoxyde (CO), die zijn behoefte aan zuurstof dekt, door die aan de koperoxide te onttrekken. Het zuurstofatoom bindt zich dan met het CO-atoom tot CO2. Op deze wijze ontstaan er allerlei variaties aan rood of ook, als er een loodglazuur met ijzeroxyde is gebruikt, prachtige metallieke zilverkleuren en lusters.
Door de grote hoeveelheid koolmonoxide, die zich bindt aan de kalk in de klei, worden de craquelures als zwarte nerven in een (indien kleurloze glazuur wordt gebruikt) crêmewitte achtergrond. In gekleurde oppervlakken zijn de craqulures wel aanwezig maar niet altijd direct zichtbaar.

IMG 7494-800De niet-geglazuurde delen van de kommetjes zijn matzwart geworden, door het reduceren van de kalk in de klei.
Vervolgens moeten de zwartgeblakerde kommetjes nog worden schoongeboend om de kleuren tot hun volle recht te laten komen.

 

Overigens, bij onze West-Europese manier van Raku-stoken is het aan te bevelen de volgende citaten in herinnering te houden:

"Although the result is called raku, it is related to the Japanese tradition only in incept, in that it offers our western culture insight into oriëntal concepts of beauty.....
As done in America, we have no correct name for it". (Paul Soldner)

"Raku staat niet alleen voor een stooktechniek, het is een artistieke formule met een geschiedenis en een kenmerkende stijl, ondersteund door een unieke esthetische en conceptuele benadering. Het feit dat de kennis van Raku-aardewerk nu wereldwijd verspreid is, maakt het voor ons noodzakelijk om een fundamenteel en beter begrip van het originele Raku te cultiveren. Dit zou er toe kunnen leiden dat zich nieuw Raku-aardewerk ontwikkelt dat meer wordt dan de vrucht van een tijdelijke culturele ontmoeting. Dan is het tevens nodig om een naam te vinden voor dit Raku, bijvoorbeeld ''nieuw-op-lage-temperatuur-gebakken-aardewerk-beïnvloed-door-Raku" zodat het in een ruimere context kan worden geplaatst, los van de naam Raku. Dit zou op natuurlijke wijze leiden tot vrije expressie, spanning en avontuur".
(Kichizaemon XV RAKU)
 
"De traditie is geen eenvoudige handeling van bewaren en herhalen. Alles hangt af van wat de kunstenaar bedoelt met zijn bewustzijn enerzijds en een techniek die als een traditie wordt overgeleverd anderzijds. Als de basis een sterke traditie is, is het mogelijk een totaal nieuw kunstwerk te creëren"
(Kichizaemon XV RAKU)
 
Foto's Oven en Rookton: Bouwina Scheeeringa.

© Tjabel Klok